Nieuws
vers van de pers

17 mei 2021

Terwijl Europa vergroent, is Nederland bezig met de formatie

Europese Green Deal Juist nu de formatie stilligt, onderhandelt Europa over ambitieuze nieuwe klimaatplannen. „Nederland mist de kans om nu een of twee jokers in te zetten.”

Bron: NRC Handelsblad, Marike Stellinga en Erik van der Walle
Foto Sem van der Wal/ANP 

Volop nieuwe klimaatambities in Brussel en Berlijn, maar die lijken aan Den Haag voorbij te gaan. Nederland heeft al vier maanden een demissionair kabinet en van een serieuze formatie is nog geen sprake.

Duitsland gaat de komende tien jaar de CO2-uitstoot met maar liefst 65 procent terugbrengen, besloot bondskanselier Angela Merkel vorige week. Haar besluit komt op een moment dat de Europese Commissie aan plannen werkt om het klimaatprobleem veel drastischer aan te pakken. Op 14 juli wordt de concrete uitwerking van de ‘Green Deal’ gelanceerd, het Europese plan om klimaatverandering tegen te gaan. Tot die tijd onderhandelen de 27 lidstaten over de manier waarop de CO2-uitstoot met 55 procent wordt teruggebracht in 2030. Elk land probeert tot op het laatst zijn eigen zin te krijgen. Want wat het ene land pijn doet, is voor een ander juist voordelig.

„Er speelt op dit moment heel veel in Brussel. Hoe langer je zonder een missionair kabinet zit, hoe moeilijker het voor ambtenaren is om heldere standpunten namens Nederland naar voren te brengen”, zegt Europarlementariër Bas Eickhout (GroenLinks). Over twee maanden ligt er een klimaatpakket dat het Europese en nationale beleid op veel terreinen gaat beïnvloeden.

„Er moeten alleen al twaalf wetten worden aangepast. Als je je standpunten in de eerste voorstellen weet te krijgen, dan sta je als land veel sterker dan als een nieuw kabinet zijn punten later moet maken. Dat is dan echt voetballen tegen de heuvel op”, zegt Eickhout die de Europese vergroening al twaalf jaar als volksvertegenwoordiger meemaakt.

Gevoelige vragen

De komende maanden timmert de Europese Commissie haar plan in elkaar om de uitstoot van broeikasgassen sneller te verminderen. Sneller dan het klimaatakkoord beoogt dat onder het kabinet Rutte III werd gesloten. Nederland moet dan ook zijn ambitie opschroeven. Hoe Europa dat precies gaat doen, wordt nog bepaald. Wil Europa de industrie harder aanpakken, moet de veestapel er aan geloven, gaat de huizenbezitter meer voor zijn uitstoot betalen of moeten er veel schonere benzineauto’s komen in Europa? Gevoelige vragen die nu om antwoorden en input van de nationale regeringen vragen. Vragen die ook bij een formatie van belang zijn: partijen denken verschillend over welke sectoren moeten inleveren. Zo wil D66 de veestapel meer verkleinen dan het CDA.

Gerben-Jan Gerbrandy, tot 2019 Europarlementariër voor D66, noemt het een terechte vraag of Nederland met zijn demissionaire kabinet voldoende voor zijn belangen kan opkomen. „Bij onderhandelingen ben je als demissionair kabinet terughoudender en minder offensief, terwijl Nederland zich onverminderd aan de toekomstige wetgeving moet houden. Bij de nationale verplichtingen die uit de Green Deal voortkomen, is het dan de vraag of de Tweede Kamer daarin meegaat. Dat kan wringen.”

Als auto’s door een Duitse lobby niet veel schoner worden, moet Nederland dat compenseren in bijvoorbeeld de landbouw

Zijn tien jaar ervaring in het Europees Parlement heeft Gerbrandy geleerd dat bij akkoorden veel afhangt van de kracht van individuele ambtenaren en bewindslieden. „Dat kan natuurlijk ook bij een demissionair kabinet goed uitpakken, maar we hebben nu wel een nieuwe klimaatminister die in de praktijk in beslag wordt genomen door de herstelplannen vanwege de coronapandemie.” Begin dit jaar verruilde Bas van ’t Wout (VVD) zijn staatssecretariaat bij Sociale Zaken voor de hoogste post op het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Uiteraard moeten de voorstellen van de Europese Commissie nog goedgekeurd worden door de lidstaten en het Europees Parlement. Een nieuw kabinet staat dus na juli niet voor voldongen feiten, de onderhandelingen gaan door.

Lobby voor schone auto’s

Maar volgens Pieter Boot, sectorhoofd klimaat bij het Planbureau voor de Leefomgeving, mist Nederland de kans om in Brussel „zijn één of twee jokers” in te zetten bij de besprekingen die nu plaats vinden. „Natuurlijk kan je in de zomervakantie nog nadenken, maar dan is iedereen al wel aan de slag. Anders haalt Europa zijn doel niet om in 2030 de uitstoot met 55 procent te verlagen.” Dat is een fikse reductie weet Boot. Het klimaatakkoord beoogt een reductie 49 procent, maar volgens de laatste doorrekening van het PBL – met nog niet alle maatregelen meegeteld – komt Nederland vooralsnog uit op 43 procent.

Boot ziet verschillende risico’s die zich juist nu in Brussel kunnen voordoen. Duitsland heeft een grote auto-industrie, Nederland niet. „Stel dat Duitsland strenge normen voor de uitstoot van nieuwe auto’s tegen weet te houden, omdat het zijn industrie wil beschermen. Dat zou heel nadelig zijn voor Nederland omdat wij de uitstoot van die auto’s die hier rijden dan in andere sectoren moeten compenseren.”

Het Europese klimaatbeleid werkt als een optelsom: als auto’s niet schoner worden, dan moet Nederland mogelijk meer uitstoot verminderen bij bijvoorbeeld gebouwen en de landbouw. Als de normen voor auto’s strenger worden, hoeft Nederland juist minder te doen. Alle reden voor Nederlandse kabinetten om te lobbyen voor schone auto’s.

Ook in de landbouw is volgens Boot een duidelijke inbreng van Nederland gewenst. „Vooral omdat wij afwijken ten opzichte van bijna alle landen. In de meeste lidstaten worden de broeikasgassen van de landbouw opgenomen door bijvoorbeeld bossen. Maar in Nederland en in Denemarken niet. Mede door onze intensieve veehouderij compenseert het landgebruik de uitstoot van de landbouw hier onvoldoende.” En omdat Nederland zo afwijkt, bestaat volgens Boot de kans dat Europa zal voorstellen dat landbouw en het zogeheten landgebruik (zoals bossen) elkaar compenseren: wat de een uitstoot moet de ander opnemen. „Zweden zal dat prima vinden, want dat is daar met al die bossen al het geval. Voor Nederland zou dat heel ingewikkeld worden. In de onderhandelingen zou je dan zeggen: kunnen we dat niet uitruilen met de verduurzaming van huizen. Maar nu, als je geen regering hebt? Europa gaat gewoon door.”

Eickhout vreest dat Nederland die slag in de landbouw deels al verloren heeft. Die discussie is een van de „hele fundamentele vraagstukken” die nu in Brussel worden besproken. Daar zijn ook Nederlandse ambtenaren bij betrokken, „maar met welk mandaat?” Elk land, zegt de Europarlementariër, „probeert een beetje te duwen in de sectoren die het fijn vindt. Wij willen graag schone auto’s, we hebben toch geen auto-industrie. Maar Nederland heeft relatief zware industrie. Strengere regels rond emissiehandel [fabrieken betalen in Europees verband voor hun uitstoot] kunnen Nederland raken.”

Illustratief is de uitblijvende aanvraag van Nederland bij het Europese Coronaherstelfonds van 750 miljard euro. Nederland heeft recht op 5,6 miljard aan subsidie maar besloot eind vorig jaar dat de aanvraag door een nieuw kabinet wordt gedaan. Landen krijgen immers alleen geld als ze ook hervormingen doorvoeren. In het geval van Nederland zou het gaan om hervormingen op de arbeidsmarkt, en het verder beperken van de hypotheekrenteaftrek. „De ambtenaren hebben een aanvraag gewoon klaar liggen, maar ik snap het kabinet wel. Dat wil niet nog even op de valreep bepalen of de aftrek van de hypotheekrente verder wordt beperkt”, zegt Boot.

Erg spijtig, zegt Gerbrandy, dat de Brusselse herstelgelden niet worden aangevraagd. „De experts zeggen dan wel dat die miljarden voor Nederland op de plank blijven liggen. Dat zal wel, maar het is natuurlijk wel weer jammer dat die investeringen op zich laten wachten.”

VVD-Europarlementariër Jan Huitema ziet het probleem niet. „Wat de Commissie in juli presenteert, is slechts een voorstel. Het duurt vaak nog een jaar voordat er een echt besluit genomen wordt. Dan verwacht ik dat er een nieuw kabinet is. Intussen is de ambtelijke inbreng in lijn met het ambitieuze beleid van het huidige kabinet.” Huitema zit sinds 2014 in het Europarlement.

Industrie wacht op besluiten

Niet alleen Brussel wacht op antwoorden, ook bedrijven, gemeenten en provincies in Nederland zelf staan te springen om besluiten. Veel afspraken uit het klimaatakkoord van het kabinet Rutte III wachten nog op politieke besluiten. Boot ziet de grootste problemen ontstaan bij het verduurzamen van de gebouwde omgeving. Huizen, kantoren en publieke gebouwen moeten de komende jaren met minder CO2-uitstoot worden verwarmd. De individuele cv-ketel wordt op termijn vervangen door bijvoorbeeld een hybride of elektrische warmtepomp of door de aansluiting aan een warmtenet. „Gemeenten moeten met hun plannen komen om hun wijken te verduurzamen maar zij weten nog niet hoe de subsidies er de komende jaren uitzien. Daardoor gaat de uitvoering nu wel stagneren.”

Bij landbouw is het volgens Boot nog urgenter dat er een kabinet komt, omdat daar nog veel besluiten nodig zijn om de uitstoot van zowel stikstof (natuur) als broeikasgassen (klimaat) te beperken. „Daar heb je echt nu richtinggevende besluiten nodig. Dat een regering zegt: we gaan iets aan de veestapel doen. Of andere maatregelen neemt. Zolang dat niet gebeurt, dreigt, oneerbiedig gezegd, rommelen in de marge.”

Maar landbouw en gebouwen zijn volgens Hans Grünfeld niet de enige sectoren waar snel stagnatie dreigt. Als directeur van VEMW vertegenwoordigt Grünfeld bedrijven die bij hun productie veel warmte of water gebruiken. „Ik maak me echt zorgen, want ik zie de transitie vastlopen”, zegt hij. Voordat industriebedrijven hun productie verduurzamen, moeten ze weten welke infrastructuur de overheid gaat aanleggen: extra elektriciteitsnetwerken, leidingen voor de afvoer van warmte. Grünfeld: „Het is echt heel hard nodig dat we een nieuw kabinet krijgen dat maatregelen gaat nemen. Ook bijvoorbeeld over de financiering van de energietransitie die nu via een opslag op de energierekening loopt. Dat moet echt anders, concludeerden ambtenaren van verschillende ministeries eerder dit jaar.”

Vorig jaar dacht Grünfeld op verzoek van de inmiddels vertrokken minister Eric Wiebes (Economische Zaken, VVD) mee over de vraag hoe de infrastructuur voor de industrie er uit moet zien. Hoe en wanneer kunnen bedrijven van gas of kolen overstappen op schonere elektriciteit of waterstof? „De verschillende industrieclusters [bijvoorbeeld Rotterdam Rijnmond of het Limburgse Chemelot] zitten te wachten op beslissingen. Waar komen nieuwe hoogspanningslijnen, waar kunnen we de komende jaren op andere verbindingen rekenen? Tot die tijd gaat niemand investeren.”

Volgens Grünfeld is de urgentie voor nieuw beleid niet alleen gegroeid door de aankomende Green Deal in Brussel. „We dreigen ook op een andere manier de boot te missen. Door de komst van president Biden zie je dat Amerika ons gaat inhalen. Een bedrijf als chemiebedrijf Dow, en dat geldt voor meer bedrijven met een Amerikaanse moeder, wil in in Nederland nu juist snel aan de slag met verduurzaming. Zij vrezen anders de interne concurrentieslag [om investeringen] van hun zusterbedrijven te verliezen.”

14 mei 2021

‘Zet niet alleen in op elektrische auto’s’

Bron: NRC Handelsblad, Paul Luttikhuis

Energietransitie Het is riskant voor de vergroening van wegtransport volledig in te zetten op elektrisch vervoer, schrijft ABN Amro in een rapport.

Winning van lithium in Argentinië. Volgens het IEA kan de vraag hiernaar tot 2040 met 4.000 procent toenemen.
Winning van lithium in Argentinië. Volgens het IEA kan de vraag hiernaar tot 2040 met 4.000 procent toenemen.Foto Enrique Marcarian / Reuters 

De vergroening van het wegtransport heeft grote gevolgen voor het gebruik van sommige grondstoffen. Daarom is het onverstandig alleen te mikken op elektrificatie van het wagenpark. Dat schrijft ABN Amro in een dinsdag verschenen onderzoek naar energietransitie en mobiliteit.

Transport is wereldwijd verantwoordelijk voor ruim een kwart van de uitstoot van broeikasgassen. Wegvervoer veroorzaakt het grootste deel ervan, ongeveer driekwart. De rapporteurs ziet drie manieren om die transportvorm duurzamer te maken: efficiëntere brandstofmotoren; benzine- en dieselauto’s vervangen door elektrische auto’s; of door auto’s die rijden op waterstof. Volgens hen zijn alle drie nodig om wegvervoer klimaatvriendelijker te maken.

Veel westerse landen zetten nu vooral in op elektrificatie van het wagenpark. Het rapport waarschuwt dat zo de afhankelijkheid groeit van een beperkt aantal grondstoffen, en in de meeste gevallen ook van een beperkt aantal landen waar die grondstoffen worden gewonnen. Daardoor dreigt „een machtsstrijd tussen landen en een geopolitieke afhankelijkheid tussen kopers en verkopers”.

Kobalt

Voor elektrische auto’s gaat het bijvoorbeeld om kobalt, dat in de meeste accu’s wordt gebruikt. Ongeveer 70 procent van alle kobalt wereldwijd komt uit Congo, en het wordt daar over het algemeen onder slechte en veelal niet erg klimaatvriendelijke omstandigheden gewonnen. Vorig jaar werd voor de productie van elektrische auto’s ongeveer 22.000 ton kobalt gebruikt. Voorlopig is er geen tekort, want volgens de Amerikaanse geologische dienst USGS is jaarlijks zo’n 144.000 ton kobalt beschikbaar. Maar dat kan veranderen als de productie van elektrische auto’s snel stijgt. Het is riskant om voor dit deel van de energietransitie afhankelijk te zijn van een onstabiel land als Congo.

Door ook te investeren in efficiëntere verbrandingsmotoren en waterstof, kunnen de geopolitieke risico’s gespreid worden, evenals de vraag naar grondstoffen. Brandstofauto’s gebruiken bekende metalen als koper en staal, maar ook bijvoorbeeld palladium en rhodium. Auto’s op waterstof hebben onder meer zogeheten zeldzame aardmetalen nodig en platina.

Het Internationaal Energie Agentschap (IEA) waarschuwde vorige week voor een „dreigende mismatch” tussen klimaatdoelstellingen en beschikbaarheid van de daarvoor benodigde grondstoffen. In een van de scenario’s van het IEA neemt bijvoorbeeld de batterijcapaciteit wereldwijd zo snel toe, dat in 2040 de vraag naar lithium met 4.000 procent zal zijn toegenomen. Het IEA pleit daarom voor meer samenwerking, om daarmee „het risico van grote prijsschommelingen en verstoring van de beschikbaarheid aanzienlijk te verkleinen”.

11 mei 2021

NAM-baas Johan Atema: ‘Wij kunnen niet alles betalen wat de overheid belooft’

Bron: NRC Handelsblad, Mark Middel

Johan Atema | Directeur NAM Drie jaar geleden trad Johan Atema aan als baas van de NAM, nu wil hij „het eerlijke verhaal” vertellen. „We dachten de schades zelf af te kunnen handelen. Maar toen kwamen we in een bestuurlijk moeras terecht”.

Voor Johan Atema (55) was aardgas nooit ver weg. De in het Friese Kollum geboren en getogen directeur van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) groeide op tussen de gasvelden. Als kind zag hij hoe in de provincie Groningen ruim driehonderd boorputten opdoemden. De NAM kende hij niet anders dan als één van de kroonjuwelen van het land. „Samen met de Rotterdamse Haven, en later Schiphol, was de NAM de kurk waar de economie op dreef”, zegt Atema.

Hoe anders resoneert de naam NAM nu. Sinds 2012, toen het hele land opschrok van de aardbeving in Huizinge, valt de naam NAM samen met de trillende Groningse klei, schade aan huizen en murw geslagen bewoners.

Bij de nasleep van die beving in Huizinge was Atema nauw betrokken. Als baas van de 100 kleine velden die de NAM heeft op land, trok hij destijds langs dorpshuizen en sprak hij met bewoners, gemeenteraden en bestuurders. „Zo’n zware beving was toen voor iedereen nieuw – ook voor mij”, zegt Atema. „Maar er was destijds nog geen bitterheid en verzuring.” In 2013 verliet hij de NAM, om er een paar jaar later weer terug te komen.

Foto Kees de Veen

Johan Atema (1966, Kollum) studeerde toxicologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In 1992 ging hij als projectmanager aan de slag bij ingenieursbureau Royal Haskoning. Daarvoor reisde hij naar Slowakije, Estland, Pakistan en Venezuela. In dat laatste land deed hij een project voor Shell, dat hem daarna in dienst nam. Van 2010 tot 2013 was hij als Asset Manager Land verantwoordelijk voor alle kleine gasvelden van de NAM op land. Daarna keerde hij terug naar Shell om in 2018 directeur te worden van de NAM.

Atema is getrouwd en heeft drie kinderen.

Hij herinnert zich nog wat de komst van gas van Groningse komaf vanaf 1959 teweeg bracht. Binnen tien jaar tijd gingen alle Nederlandse huishoudens op aardgas koken, werden woonhuizen verwarmd met gas en draaide de Nederlandse industrie op het Groningse goud. „Mijn ouders hadden petroleumlampen op zolder, omdat ze niet zo zeker waren over de levering van gas”, zegt Atema. „Maar dankzij de Groningse gasvelden is het voor latere generaties volkomen vanzelfsprekend dat iedereen in Nederland altijd een warme kachel heeft.”

Atema zag ook hoe het naoorlogse Nederland werd opgebouwd met „de waanzinnige inkomsten” uit gas. „We hebben onze welvaartsstaat daar deels mee opgebouwd.” Als voorbeelden noemt hij de financiering van de basisbeurs, de Betuwelijn, en de Noord/Zuidlijn, de metrolijn in Amsterdam. Tot nu toe is ruim 400 miljard euro verdiend aan ‘Groningen’ en het grootste deel van die gelden belandde in de Nederlandse staatskas.

Sinds 2012 staat de NAM niet meer bekend als een kroonjuweel. Desondanks twijfelde Atema geen moment toen hij in 2018 gevraagd werd om directeur te worden van het bedrijf. Na drie jaar zijn de interviews met Atema nog op één hand te tellen. Naar eigen zeggen, omdat hij „niet ijdel” is en omdat de NAM op afstand kwam van het dossier. Maar nu, zegt hij vanaf zijn keukentafel in zijn bungalowwoning in het chique Groningen-Zuid, „moet het eerlijke verhaal over Groningen worden verteld”.

Vanaf 2013 tot 2018 zat u voor Shell in Den Haag, toen bereikte de crisis in Groningen haar toppunt. Wat trof u bij uw terugkomst in 2018 aan?

„De echte crisis heb ik gemist. Tussen 2013 en 2016 werd het echt zwart, bitter en boos. Bij mijn terugkomst was het bedrijf aangeslagen. Medewerkers moesten op verjaardagsfeestjes verantwoorden waarom ze bij de NAM werkten. „We hebben als bedrijf fouten gemaakt en hebben mede een van de grootste naoorlogse crises in Nederland veroorzaakt. We speelden daarin geen bijrol, maar een hoofdrol.”

Met pijn en moeite een vergoeding

De littekens van de gaswinning waren zichtbaar in de onbewoonbare huizen, die bij elkaar gehouden werden door stutten. En voelbaar in de verhalen van radeloze bewoners, die vaak alleen met pijn en moeite een vergoeding kregen van de NAM. Als ze die al kregen.

De laatste twee jaar is de NAM niet meer verantwoordelijk voor de schade-afhandeling: die valt nu onder het onafhankelijke Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). En de versterking van onveilige huizen is overgeheveld naar de Nationaal Coördinator Groningen (NCG).

De Staat bepaalt, de NAM betaalt. Ook op de achtergrond bemoeit de NAM zich niet met het beleid van het IMG en de NCG, zegt Atema. „We hebben geen contact met het IMG en de NCG. Nul.”

Bovendien besloot voormalig minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat, VVD) om de gaskraan vanaf volgend jaar zo goed als dicht te draaien.

Maar nog wekelijks komen er 1.000 schademeldingen binnen, wachten tienduizenden mensen op de versterking van hun woning en blijft de grond beven.

‘Wij hebben mede een van de grootste naoorlogse crises in Nederland veroorzaakt’

Over de crisis in Groningen begint dit jaar een parlementaire enquête. De NAM heeft al lessen getrokken, vertelt Atema. „We hebben de seismische activiteit van het veld te lang onderschat en toen we het doorhadden, wilden we het technisch oplossen en waren we te weinig empathisch naar de bewoners toe. Bovendien dachten we de tienduizenden schades zelf af te kunnen handelen. Maar we kwamen in een bestuurlijk moeras terecht, terwijl we geen enkele bestuurskundige in dienst hebben.”

Toch is de afgelopen jaren niet álles fout gegaan in Groningen, meent Atema. „Dat minister Wiebes besloot om de gaskraan dicht te draaien, heeft ervoor gezorgd dat het risico op zware aardbevingen is afgenomen. Dat was ook een belangrijke les voor ons: die beslissing hadden wij als NAM zelf moeten nemen.”

Hoe groot is de kans op zware bevingen in de toekomst?

„De kans dat we een beving meemaken met een kracht van 3.6, zoals die in Huizinge, is nog maar een paar procent. En die neemt verder af, omdat de gaskraan dichtgaat. Dat betekent niet dat er de komende jaren geen zware bevingen meer kunnen plaatsvinden.”

Maar, zegt Atema fronsend: „Het is wel vreemd dat de gasproductie en het risico op bevingen dalen, terwijl de kosten voor het versterken van huizen en het herstellen van schade omhoog gaan.”

„Laat ik het simpel zeggen: een versterkingsoperatie is niet meer nodig. Alle veiligheidsstudies geven aan dat het gebied nu veilig is. Groningen is nu even veilig als Friesland of Zeeland. En dat is heel goed nieuws.”

Dus de versterking van mogelijk 26.000 huizen, een miljardenopgave waarvan de rekening grotendeels door de NAM wordt betaald, is overbodig?

„De huizen in het aardbevingsgebied waarover met ons concrete afspraken zijn gemaakt, kunnen worden versterkt. Daar hebben we geen discussie over. Maar van die 26.000 panden is de helft nog niet geïnspecteerd. Die mensen weten niet of hun huis veilig is of niet. Maar volgens de laatste berekeningen blijkt dat minder dan vijftig huizen vanwege de veiligheid hoeven te worden versterkt. Als we volgend jaar de gaskraan sluiten, zijn het er nog minder.

„Moeten we nu nog die 13.000 ongeïnspecteerde huizen overhoop halen, mensen tijdelijk laten verhuizen en uiteindelijk hun huis versterken? Terwijl het eerlijke verhaal is dat het niet meer hoeft, omdat het veilig is.”

Stoppen met de versterkingsoperatie, die al jaren stroef verloopt, zou grote gevolgen hebben. Vorig jaar sloot het kabinet een bestuursakkoord met de regio om mensen wiens huis nog niet is versterkt te laten kiezen: of doorgaan volgens het oude traject of 30.000 euro ontvangen en je huis laten inspecteren op basis van de nieuwste berekeningen. „Toen hebben we afgesproken dat de versterking doorgaat, maar wel volgens de laatste normen”, zegt Atema. „Die normen heeft de overheid niet meer geüpdatet. Tegen alle afspraken in.”

Dus duizenden mensen wachten al jaren op versterking van hun huis en nu blijkt dat slechts voor vijftig panden noodzakelijk? Die boodschap is voor politici…

„Heel lastig…”

En dat zegt de NAM, die gewantrouwd wordt in de getroffen regio en de rekening van de versterking moet betalen?

„Ik denk dat mensen logisch nadenken – zeker Groningers. Die veiligheidsonderzoeken zijn niet van ons afkomstig, maar van TNO, en zijn door de overheid geaccordeerd. Alleen volgt de overheid de nieuwste normen niet.”

Ook over de schade-afhandeling bakkeleien jullie openlijk met het Ministerie. Volgens de NAM wordt te veel schade buiten het aardbevingsgebied vergoed.

„Wij betalen voor de gevolgen die gaswinning heeft. Dus als er over honderd jaar schade ontstaat door gaswinning, betalen wij ook. En dat doen we ruimhartig voor het aardbevingsgebied. Maar ruimhartigheid betekent niet dat iedereen in Groningen-Zuid 10.000 tot 15.000 euro aan schade vergoed krijgt. Deze hele buurt, al mijn buren en overburen, en ook mensen in Noord-Drenthe melden schade. Ik neem ze dat niet kwalijk: ze maken gebruik van een regeling. En over het beleid ga ik niet. Maar ik vind het niet terecht dat de NAM daarvoor moet betalen.”

Jullie vinden dat de overheid de Groningers te veel beloofd heeft en verwachtingen heeft gewekt bij de bewoners, waarvoor jullie niet gaan betalen?

„Ja, ik vind principieel dat we ruimhartig moeten betalen voor de schade die we hebben veroorzaakt. Maar ik vind niet dat we moeten betalen voor schade die we niet veroorzaken of voor de versterking van huizen die veilig zijn. Er zijn grenzen aan wat wij redelijkerwijs wel en niet zouden moeten betalen.

„Ik ga niet over het beleid van de overheid. En ik snap dat je iets moet met de verwachtingen die de overheid heeft gewekt. Maar kan de NAM alles betalen wat de overheid belooft, en wat niet met gaswinning of de gevolgen ervan te maken heeft? Nee, dat kunnen wij niet en moeten wij ook niet.”

Hebben jullie daarom besloten om een deel van de rekening voorlopig niet te betalen?

„Vorig jaar hebben we een miljard aan kosten betaald voor versterking en schade. Eén rekening hebben we nog niet betaald, omdat die niet gespecificeerd is. Zelfs in de supermarkt krijg je bij de boodschappen een bonnetje met wat je gekocht hebt, het aantal eenheden, de btw en het totaalbedrag. Wij krijgen alleen een bedrag en een rekeningnummer waarop we het geld moeten overmaken, met een grote hoeveelheid onnavolgbare codes erbij die we niet kunnen controleren. Dat laat onze accountant niet toe.”

Het kabinet dreigt alle juridische middelen te gebruiken opdat de NAM de rekening betaalt. Hebben jullie al een dagvaarding gekregen?

„Nee, en ik zou het niet erg vinden als die komt. Ik zou hierover wel objectieve arbitrage willen.”

Waarom blijven jullie gas oppompen uit kleine velden?

„We hebben naar schatting nog vijftien tot twintig jaar gas nodig voor onze huizen en de industrie. Dat kan niet zonder de kleine gasvelden – tenzij we afhankelijk worden van Russisch gas.”

De NAM leed afgelopen jaar 315 miljoen euro verlies en moest reorganiseren. Het aantal medewerkers daalde van bijna 2.500 naar 1.100. Heeft de NAM nog bestaansrecht?

„NAM wordt een kleiner bedrijf, maar we blijven gas winnen, opslaan en opruimen. Voor de toekomst kijken we naar geothermie en het ondergronds opslaan van CO2. Maar nu komt er eerst een andere, megagrote klus aan voor ons. In Noord-Groningen moeten we de komende jaren 300 putten opruimen.

„En vanuit de Noordzee komt er straks ook een enorme golf van afgedankte platforms onze kant op. Dat wordt een industrie van tientallen miljarden euro’s. Mijn droom is om die industrie op te gaan bouwen met bedrijven uit Noord-Nederland en dat zij niet alleen platforms in Groningen gaan opruimen, maar ook in de rest van de wereld.”

4 mei 2021

Over aardgas bestaat binnen de EU explosieve discussie

Klimaatstrijd Deze woensdag presenteert de Europese Commissie een richtlijn voor duurzame investeringen. De EU is zo intern verdeeld dat een besluit over aardgas daarin is uitgesteld.

Een man controleert gasleidingen in een centrale in Isle of Grain, in het Verenigd Koninkrijk.
Een man controleert gasleidingen in een centrale in Isle of Grain, in het Verenigd Koninkrijk.Foto Chris Ratcliffe/Bloomberg 

Over de verre toekomst is iedereen het wel eens: die is CO2-neutraal. Maar hoe de jaren tot 2050 eruit gaan zien, leidt in de Europese Unie tot steeds meer discussie. Één brandstof blijkt daarin explosief: aardgas. Deze woensdag presenteert de Europese Commissie haar langverwachte richtlijn voor duurzame investeringen. Door grote interne verdeeldheid is een besluit over de rol van gas op het laatste moment uitgesteld.

Dat de houding tegenover aardgas binnen de EU nogal uiteenloopt, was duidelijk. Terwijl Nederland stappen onderneemt om huizen van het gas af te halen, breiden landen als Duitsland en Polen de rol ervan juist uit. Het levert soms verbazing of verontwaardiging op, maar voorlopig kan het relatief goed naast elkaar bestaan – EU-landen mogen grotendeels zelf bepalen welke strategie ze kiezen in de klimaattransitie. ‘Technologieneutraliteit’ heet dat in Brussels jargon. Omdat de uitstoot van gascentrales fors lager is dan die van kolencentrales, kunnen de gascentrales landen die nog altijd sterk leunen op steenkool helpen relatief snel hun uitstoot te verminderen.

Vrijwel niemand in Europa betwist dat aardgas de komende jaren nog een rol heeft in de overgang naar een fossielvrije toekomst. Tijdens een conferentie van Eurogas, de Europese koepel van de gassector, was Eurocommissaris Frans Timmermans (Klimaat) onlangs helder: voor gas als fossiele brandstof ziet hij op de „langere termijn geen levensvatbare toekomst”. Tegelijk erkende hij dat op plekken waar schone energie nog niet op grote schaal beschikbaar is, „fossiel gas nog een rol kan spelen in de transitie van kolen naar emissievrije elektriciteit”.

Geld speelt in debat grote rol

Heikel wordt het vooral in de discussies over geld. Want voor investeringen die nu worden gedaan, is 2050 helemaal niet meer zo ver weg. Hoeveel Europees geld moet er nog naar een ten dode opgeschreven industrie? En hoe financier je de omschakeling, eerlijk, zonder dat in Europa een opeenhoping van zogeheten stranded assets in gas ontstaat? „Gas, zo vat een EU-ambtenaar het samen, „is een proxygevecht geworden voor alles wat met de transitie te maken heeft.”

„Het is naar de voorgrond van de klimaatstrijd gedrongen”, zegt ook Felix Heilmann, gasonderzoeker bij klimaatdenktank E3G. „Uit alle inschattingen die de Commissie maakt, wordt steeds duidelijker hoe snel we ook fossiel gas moeten terugdringen om de doelen te halen. Bovendien: de strijd over kolen is gestreden. Dat duwt gas naar voren als het volgende gevecht.”

Het blijkt ook uit de data: in 2020 heeft aardgas bruinkool al ingehaald als belangrijkste emissiebron in de Europese energiesector.

Gas stond in december ook centraal tijdens een verhit debat tussen EU-regeringsleiders. Dat ging de hele nacht door, toen ze het tijdens een topontmoeting in Brussel eens wilden worden over een nieuw klimaatdoel voor 2030. Uiteindelijk lukte het landen als Polen, Tsjechië en Roemenië in de eindconclusies op te nemen dat lidstaten in aanloop naar 2030 zelf voor de „meest geschikte technologie” mogen kiezen „inclusief transitietechnologieën zoals gas”.

Classificatie: ‘groene taxonomie’

Naar die formulering wordt nu steeds verwezen bij vastleggen van regels voor Europese investeringen – privaat of publiek. Het meest venijnig verliep de afgelopen maanden de discussie over de zogeheten ‘groene taxonomie’: een nieuw, langverwacht classificatiesysteem waarmee Brussel vastlegt wat als een duurzame investering mag gelden. In aanloop daarnaar kwam een lobby vanuit Oost-Europa op gang om de regels voor investeringen in gascentrales die kolen vervangen flink te verruimen. Aanvankelijk kwamen alleen uitzonderlijk zuinige centrales in aanmerking, maar na het verzet werd de norm flink verruimd.

De snelle groei van green finance zorgt ervoor dat steeds meer investeerders hun geld naar duurzame beleggingen willen sturen. Ook de Europese Investeringsbank, de gezamenlijke EU-bank die jaarlijks tientallen miljarden aan krediet verstrekt, gaat de nieuwe taxonomie als richtsnoer gebruiken. En dus vrezen landen dat uitsluiten van gas hun eigen transitiepad flink gaat bemoeilijken.

De Poolse christen-democraat Jerzy Buzek voerde onlangs tientallen Europarlementariërs aan die opriepen de rol van gas nóg verder te verruimen in de taxonomie. „Als stabiele en flexibele bron voor de productie van warmte en elektriciteit vereenvoudigt aardgas de geleidelijke afschaffing van fossiele brandstoffen (..) waardoor de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk wordt verminderd”, aldus de groep.

Het is een sentiment waarvoor ook in Brussel sympathie is: je moet landen die goede wil tonen en hun best doen niet ontmoedigen door investeringen in gas volledig af te knijpen.

„Natuurlijk is het de makkelijke manier om je kolencentrales gewoon te vervangen door gas”, zegt Europarlementariër Bas Eickhout (GroenLinks). „Maar dan stuur je in de richting van een vergissing die ook Nederland heeft begaan, door tien jaar geleden nog nieuwe kolencentrales te openen.”

Probleem bij coronaherstelfonds

Hij wijst erop dat er geen verbod op investeringen in gas komt, en dat die onder bepaalde strenge voorwaarden zelfs binnen de taxonomie kunnen vallen. „Maar als je nieuwe gascentrales zonder CO2-afvang groen gaat noemen, zoals in het laatste voorstel gebeurde, zit je straks met geweldig veel meer stranded assets.”

Door de felle strijd zal de Commissie deze woensdag naar verwachting besluiten gas voorlopig buiten de taxonomie te houden en pas later dit jaar een oordeel vellen. Dat haalt de angel allerminst uit de discussie. Temeer omdat ‘Brussel’ de nieuwe richtlijnen in de toekomst ook zelf gaat gebruiken bij de besteding van Europese fondsen. En ook daar duikt gas steeds op als splijtzwam.

Bijvoorbeeld bij het nieuwe coronaherstelfonds van 750 miljard euro. Voor alle bestedingen uit dat fonds moeten lidstaten een herstelplan indienen en geldt het principe van do no harm: ze mogen de klimaatambities niet schaden. Een nieuwe kolencentrale komt dus niet in aanmerking. Voor gas ligt het genuanceerder – investeringen daarin zijn niet uitgesloten, mits ze aantoonbaar bijdragen aan de klimaattransitie en onderdeel zijn van een „duidelijk en geloofwaardig plan voor de-carbonisering”, aldus een EU-ambtenaar.

„Het gasdebat is veel moeilijker dan dat over kolen, waarvan het duidelijk is dat we er snel vanaf moeten”, zegt Heilmann. „Maar tegelijk kun je wel degelijk zeggen: fossiel gas is niet duurzaam, dus nu nog sterk op gas gaan leunen, is heel onverstandig. Vooral omdat ook de analyses van de Commissie laten zien dat de rol van gas al snel, vóór 2030, flink moet worden teruggedrongen. Het kan een bijrol spelen, maar nooit de kern van je transitieplan zijn.”

Twee weken terug publiceerde denktank Global Energy Monitor een studie die laat zien dat in Europa al voor 87 miljard euro aan plannen voor nieuwe gasinfrastructuur uitstaat. „Dat is vanuit het klimaat gezien heel slecht, maar economisch ook”, zegt onderzoeker Greig Aitken. „De afgelopen jaren ging er nog ontzettend veel Europees overheidsgeld naar nieuwe gasinfrastructuur. Het begint nu te veranderen, maar dat neemt de risico’s van de bestaande investeringen niet weg.” Onderdeel is ook de omstreden Nord Stream 2, die gasleiding die Russisch gas naar Duitsland moet gaan vervoeren en daarom vooral om geopolitieke redenen onder vuur ligt.

Gasinfrastructuur voor waterstof?

Wat de discussie verder compliceert, is het groeiende enthousiasme in Europa over waterstof als potentieel schone energiebron. Hoewel het aandeel van de gewenste uitstootvrije ‘groene’ waterstof nu nog miniem is, hopen overheden er in de toekomst wel op grote schaal gebruik van te maken. Dat zou investeringen in gasinfrastructuur, die eveneens gebruikt kan worden voor waterstof, rechtvaardigen. Ook Aitken valt het op dat waterstof steeds vaker opduikt in de verantwoording van pijpleidingen. En dat terwijl de analyse toont dat voor waterstof hooguit 10 tot 15 miljard van de bestaande investeringen nodig zal zijn. „Waterstof zal een rol krijgen”, zegt Heilmann. „Maar die zal altijd beperkt blijven.” Uit de voorlopige herstelplannen die lidstaten de afgelopen weken presenteerden, komt volgens hem geen optimistisch beeld naar voren. „Ze zijn vaak nog heel vaag, met veel onduidelijke ambities over waterstof erin. Dat vergroot de kans dat het stiekem toch gewoon gasinfrastructuur wordt. En daarin wordt in Europa al te veel geïnvesteerd.”

29 april 2021

‘Een op drie Nederlandse straten moet open voor energietransitie

Bron: NRC Handelsblad, Chris Koenis

‘Zeer forse aanpassingen’ De aanleg van elektriciteitskabels voor onze toekomstige energiebehoefte zal voor een „behoorlijke overlast” zorgen, verwachten netbeheerders in een studie naar de elektriciteitsbehoefte in 2050.

De aanleg van een warmtenet in de Groningse wijk Paddepoel.
De aanleg van een warmtenet in de Groningse wijk Paddepoel.Foto Kees van de Veen 

Een derde van de Nederlandse straten moet de komende decennia waarschijnlijk worden opengebroken voor de aanleg van elektriciteitskabels, wat voor „een behoorlijke overlast zal zorgen”. Dat is een van de conclusies die Nederlandse netbeheerders trekken in een studie die is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. In de komende dertig jaar zal de vraag naar elektriciteit grofweg verdubbelen door de vraag naar elektriciteit van huizen, vervoersmiddelen en de industrie, is de huidige verwachting.

Volgens de netbeheerders zijn daarom „zeer forse uitbreidingen en aanpassingen” nodig in de infrastructuur van het toekomstige Nederlandse elektriciteitsnetwerk, om deze klimaatneutraal en betrouwbaar te krijgen. De bedrijven roepen overheden op om vroegtijdig besluiten te nemen en denken voor de aansturing aan een nationaal actieprogramma. „Daarin kunnen alle lopende trajecten voor verduurzaming van regio’s en sectoren (industrie, mobiliteit, gebouwde omgeving, Noordzee) samenkomen”, schrijven zij donderdag bij de publicatie van het rapport. Daarin pleiten zij ook voor een „verhoging van de investeringsruimte van netbeheerders, om de grootschalige investeringen financieel haalbaar te maken”.

De studie ‘Het Energiesysteem van de Toekomst’ is een verkenning naar hoe de Nederlandse energievoorziening er in 2050 uitziet. De netbeheerders zien naast zon- en windenergie een belangrijke rol weggelegd voor waterstof als schone brand- en grondstof waarvoor een groot deel van het huidige aardgasnet kan worden aangepast voor transport. De bedrijven zien ‘groen’ gas uit lokale biomassa als een oplossing om te voorkomen dat straks op piekmomenten een stroomtekort ontstaat. Ook is volgens hen de opslag voor CO₂ „in alle scenario’s nodig om de klimaatdoelen te halen”. CO₂ van met name de grote industriebedrijven in Zuid-Nederland zou volgens hen naar lege gasvelden op de Noordzee kunnen worden afgevoerd.

21 april 2021

Het verbruik van fossiele energie is nu hoger dan in de periode vóór corona

Bron: NRC Handelsblad, Erik van der Walle

Energieagentschap Het economisch herstel na de coronapandemie wordt helemaal niet duurzaam, waarschuwt het Energieagentschap IEA.

Kolencentrale in Adamsville (Alabama).
Kolencentrale in Adamsville (Alabama).Foto Andrew Caballero-Reynolds/AFP 

De Covid-pandemie blijkt niet de impuls voor mondiale verduurzaming die sommigen hadden verwacht. Veel politici spraken na de uitbraak van corona vorig jaar over „een groen herstel” van de getroffen wereldeconomie, maar daar is nauwelijks sprake van. Het weer stijgende gebruik van fossiele brandstoffen leidt dit jaar zelfs tot een 5 procent hogere uitstoot van CO2. De hogere vraag naar energie in 2021 maakt de daling van vorig jaar meer dan goed. „Dit is een akelige waarschuwing: het economische herstel van de coronacrisis is allesbehalve houdbaar voor het klimaat”, schrijft directeur Fatih Birol van het Internationale Energieagentschap (IEA) in een toelichting op de dinsdag uitgekomen jaarlijkse Global Energy Review van zijn organisatie.

Birol deed een beroep op de wereldleiders die deze week op initiatief van de Amerikaanse president Joe Biden (virtueel) bij elkaar komen om over klimaatbeleid te spreken. „De situatie wordt in 2022 zelfs nog slechter, tenzij regeringen wereldwijd snel handelen om de emissies te beperken.”

Het economisch herstel, met name in Azië, zorgt er dit jaar voor dat de emissies die gerelateerd zijn aan energieverbruik bijna een recordgroei bereiken. De uitstoot van broeikasgassen, die tot klimaatverandering leidt, neemt in 2021 met bijna 5 procent toe tot 33 miljard ton CO2 en dat is de grootste stijging sinds 2010.

Vooral het stijgende gebruik van steenkool heeft veel invloed op de emissiecijfers. De vraag naar kolen steeg met 4,5 procent en is daarmee hoger dan in 2019, het jaar voor de Covid-uitbraak. De kolen worden voor driekwart gebruikt in elektriciteitscentrales. Vergeleken met gascentrales is de CO2-uitstoot tweemaal groter. Zo’n 80 procent van de groei van de kolenvraag is voor rekening van Azië, maar ook in Europa en de VS stijgt het gebruik. Het mondiale kolenverbruik nadert volgens het IEA – onderdeel van rijkelandenclub OESO – zelfs het niveau van topjaar 2014.

De situatie wordt in 2022 nog slechter, tenzij regeringen wereldwijd snel handelen

Fatih Birol directeur IEA

Niet alleen de vraag naar kolen stijgt. Ook de gasconsumptie komt boven het niveau van 2019 uit. Dit jaar verwacht de IEA dat de totale energieconsumptie met 4,6 procent stijgt, na een daling van 4 procent in 2020. De vraag naar olie stijgt dit jaar met ruim 6 procent, maar die stijging maakt nog niet de forse daling van vorig jaar goed.

Pas aan het eind van dit jaar komt het gebruik van benzine en diesel voor het wegtransport op het niveau van pre-corona. Door de aanhoudende crisis in de luchtvaart blijft de vraag naar kerosine dit jaar 30 procent lager dan in 2019.

Ondanks de stijgende vraag naar fossiele brandstoffen blijft het aandeel hernieuwbare energie groeien. Zelfs gedurende de pandemie steeg de vraag in 2020 met 3 procent. Dit jaar komt de groei vermoedelijk uit op 8 procent, zowel in transport, industrie als in stroomopwekking. Door de snelle groei van zonne- en windenergie komt het hernieuwbare aandeel van de stroomproductie dit jaar op bijna 30 procent van het totaal, verwacht het IEA.

8 april 2021

Nederland produceerde in 2020 meer stroom dan het gebruikte

Netwerkbeheerder De hoeveelheid stroom uit zon en wind groeide vorig jaar met 40 procent. Daardoor neemt de druk op het netwerk toe.

  • Bron: NRC Handelsblad, Paul Luttikhuis
HSM Offshore in Schiedam bouwt een transformatorplatform voor een windpark voor de Zeeuwse kust.
HSM Offshore in Schiedam bouwt een transformatorplatform voor een windpark voor de Zeeuwse kust.Foto Marten van Dijl/ANP 

Voor het eerst sinds 1981 is Nederland vorig jaar netto-exporteur geweest van elektriciteit. Dat heeft vooral te maken met de toegenomen productie van elektriciteit uit duurzame bronnen. Dat blijkt uit het jaarlijkse overzicht van de stroommarkt in West-Europa door Tennet. Volgens de netwerkbeheerder zet de groei van elektriciteitsopwekking uit zon en wind goed door, vooral ten koste van steenkool.

Maarten Abbenhuis, sinds eind vorig jaar lid van de directie van Tennet, constateert dat de energietransitie in Nederland in volle gang is. „We zien de duidelijke opmars van elektriciteit uit zon en wind in de Nederlandse energiemix. Daarnaast neemt het gebruik van kolen verder af, omdat dit wordt vervangen door gas, waarbij minder CO2 vrijkomt.”

Volgens Tennet is de productie van stroom uit zon- en windenergie vorig jaar met 40 procent toegenomen. Dat komt door de ingebruikname van 3,1 gigawatt aan vermogen van zonnepanelen, waardoor 49 procent meer zonne-energie is opgewekt dan in 2019. Doordat twee offshorewindparken voor de Zeeuwse kust bij Borssele (samen goed voor 1,4 gigawatt) op het net zijn aangesloten, nam het aandeel wind eveneens fors toe. In totaal groeide het vermogen aan duurzame energie in 2020 met 7,3 gigawatt tot 17,5 gigawatt. Het totale vermogen, inclusief niet-duurzaam, bedroeg 41 gigawatt. Vorig jaar was dat 33 gigawatt.

Daling stroomprijs

Opvallend is dat de elektriciteitsprijs vorig jaar met 19 procent daalde. Abbenhuis verklaart dit uit de coronacrisis. Die leidde vooral in de eerste helft van 2020 tot een afname van de industriële activiteit. En daarmee ook tot een daling van de vraag naar stroom. Aan het eind van het jaar lag de prijs ervan alweer een stuk hoger. Gemiddeld bedroeg de prijs van elektriciteit vorig jaar 32 euro per megawattuur.

In de loop van 2020 waren er, met name in Duitsland, ook dagen met een negatieve stroomprijs. De toename van zon en wind in de energiemix wordt daarvoor vaak als verklaring opgevoerd omdat die weersafhankelijk zijn. Maar volgens de netbeheerder staan op uren waarin de levering aan het net geld kost, soms ook gas- en zelfs kolencentrales nog te draaien, wat het overaanbod op dat moment nog groter maakt.

Stijgende CO2-prijs

Kolencentrales houden dat vol dankzij subsidie voor het bijstoken met biomassa. Gas is voor opwekking van stroom inmiddels goedkoper dan steenkool. Dat komt doordat kolencentrales minder efficiënt zijn en een veel hogere CO2-emissie hebben. De stijgende CO2-prijs maakt kolencentrales daardoor relatief duur.

In het najaar van 2019 kostte lozing van een ton CO2 in de atmosfeer nog zo’n 15 euro. Eind 2020 was die prijs verdubbeld, en inmiddels is het ongeveer 45 euro. Tennet verwacht niet dat er snel een einde komt aan de prijsstijging.

Een van Tennets belangrijkste taken voor de komende jaren is versterking van het netwerk om de stroomproductie stabiel te houden. „Op diverse plekken loopt het elektriciteitsnet tegen zijn grenzen aan om al deze duurzame stroom te transporteren”, aldus Abbenhuis. Tennet moet nu regelmatig ingrijpen om congestie op het netwerk te voorkomen. De kosten van dat soort ingrepen nemen toe. Daarom moet worden geïnvesteerd in het beter ‘verknopen’ van het (internationale) netwerk. Verder hoopt Tennet op meer flexibiliteit bij de industrie, die als grootverbruiker kan helpen vraag en aanbod in de stroomtoevoer goed in balans te houden.

2 april 2021

Inspraak is niet bedoeld om weerstand te overwinnen

Bron: NRC Handelsblad

Windenergie Burgers kunnen beter betrokken worden bij besluitvorming over windmolens. Maar dan moet je die inspraak wel anders organiseren, vindt onderzoeker Helena Solman.

Tegenstanders van windpark De Drentse Monden en Oostermoer probeerden via de rechter de bouw stil te leggen.
Tegenstanders van windpark De Drentse Monden en Oostermoer probeerden via de rechter de bouw stil te leggen.Foto Sem van der Wal/ANP 

Voor de een betekent windenergie een transitie naar een groenere wereld, voor de ander een landschap vol lelijke dingen. Inspanningen om de kloof tussen beide visies te dichten leveren tot nu toe alleen maar meer weerstand op. De vraag is hoe burgers op een betekenisvolle manier invloed kunnen uitoefenen op de windenergieagenda.

Veel mensen denken bij inspraak aan zo’n door de gemeente georganiseerde bijeenkomst of informatieavond waarbij burgers op de hoogte worden gesteld van de plannen voor windmolenparken. Maar uit een uitgebreide literatuurstudie die ik met enkele collega’s heb gedaan blijkt dat er allerlei andere en meer aansprekende manieren zijn om betrokkenheid te stimuleren.

Helena Solman onderzoekt aan de Milieu Beleid Groep van de Universiteit Wageningen participatie en digitalisering in windenergie.

De laatste jaren zien we steeds meer samenwerkingsverbanden en lokale projecten op het gebied van energie die zijn opgezet met of door burgers. Zulke ontwikkelingen zijn niet alleen efficiënter, omdat er minder tijd en geld wordt besteed aan compensatie of jarenlange inspraakprocedures, maar ze leveren vaak ook milieuvriendelijke ontwerpen op, als gevolg van betere beslissingen over hoe en waar windenergie moet worden gewonnen. Een verschil tussen dit soort collectieve inspraak en de typische inspraakbijeenkomsten is dat gewone burgers rechtstreeks zeggenschap hebben over de ontwikkelde projecten.

Acceptabele locatie

Over welke zaken moeten burgers inbreng hebben voor zinvolle betrokkenheid? Bij inspraakbijeenkomsten gaat de meeste aandacht vaak naar het vinden van een acceptabele locatie. Het esthetische aspect en de keuze tussen verschillende windturbinemodellen komen meestal niet aan bod. Kortom, burgers kunnen ja of nee zeggen tegen een plan, maar zijn niet betrokken bij de invulling ervan.

Op het Noorse eiland Smøla kwamen de burgers bijeen om te bespreken hoe ze de lokale vogelpopulaties konden beschermen. Ze besloten om een van de wieken van elke windturbine zwart te verven om botsingen met vogels te voorkomen. Door deze verandering vliegen er 70 procent minder vogels tegen de windturbines aan. Zo’n soort aanpak is in Nederland nog vrij zeldzaam.

Voor een duurzame en rechtvaardige transitie is openheid vereist

Tot op zekere hoogte gebeurt het al wel zo in het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie, waarin individuele regio’s zelf kunnen bepalen op welke manier ze energietransities doorvoeren. Er wordt een evenwicht gezocht tussen de omgevingsbestemming voor duurzame energieprojecten en publieke acceptatie. Wat vaak niet aan bod komt, is hoe de ontwerpen van windturbines, zonnepanelen en andere technologieën kunnen worden aangepast zodat ze beter in het landschap passen en wat er kan worden gedaan aan kwesties als geluidsoverlast en tegengehouden licht. Samenwerking tussen producenten en burgers kan leiden tot oplossingen die niet alleen technisch efficiënt zijn, maar ook maatschappelijk gewenst en milieuvriendelijk.

Virtual reality

Bij inspraak kunnen ook digitale middelen worden ingezet. En dat gaat veel verder dan een online-inspraakavond organiseren. Denk aan de mogelijkheden van virtual reality, apps om feedback over de exploitatie van windmolenparken te verzamelen bij omwonenden, websites die windenergieaandelen aanbieden en socialemediakanalen waarop crowdfunding voor en discussies rondom ontwikkelingen van windenergie worden georganiseerd.

Al deze virtuele manieren van betrokkenheid kunnen worden gezien als inspraakplatforms. Samen hebben ze merkbare invloed op hoe en waar we onze energie ontwikkelen, ook al zijn deze vormen van inspraak soms informeel of niet openbaar. Zeker nu, in de coronacrisis, moeten we op zoek gaan naar mogelijkheden om burgers op een veilige en zinvolle manier te betrekken bij de ontwikkeling van duurzame energie.

Goede inspraak is veel meer dan het overwinnen van weerstand. Voor een duurzame en rechtvaardige transitie is openheid vereist en actieve betrokkenheid van burgers, die ook zelf baat hebben bij de nieuwe energie-infrastructuur. Zo wordt de energietransitie een echte stap naar een groenere economie, waarin maatschappelijke dialoog de basis vormt voor de genomen beslissingen.

29 maart 2021

Noord Brabant wil wel een kerncentrale

Bron: NRC Handelsblad, Arjen Schreuder
De provincie Noord-Brabant wil kernenergie binnen de provincie mogelijk maken. Vanaf 2030 zou die centrale stroom kunnen leveren.
De provincie Noord-Brabant wil kernenergie binnen de provincie mogelijk maken. Vanaf 2030 zou die centrale stroom kunnen leveren.Foto Katrijn van Giel 

Noord-Brabant wil de opwekking van kernenergie binnen de provincie mogelijk maken. Overheden, ondernemers en onderzoekers moeten zich samen inzetten voor de bouw van een kerncentrale of een aantal kleinere centrales, die tussen 2030 en 2050 stroom zouden kunnen leveren, heeft de provincie donderdag bekend gemaakt.

Belangrijk argument voor nader onderzoek naar kernenergie is de „slag om de ruimte” in de provincie, aldus de Brabantse gedeputeerde Eric de Bie (Energie, Forum voor Democratie). De vraag naar kernenergie is volgens hem „uit nood geboren”. De plaatsing van windturbines en de aanleg van zonneparken nemen de komende jaren zo veel ruimte in beslag, dat deze ten koste gaat van „andere belangen”, aldus De Bie, zoals de landbouw en de vrijetijdsindustrie. „Ik kan me voorstellen dat er op lange termijn een afweging wordt gemaakt om de wellicht hogere kosten van kernenergie te verkiezen boven de ruimte die wind- en zonne-energie in beslag nemen.”

Een locatie voor een of meerdere kerncentrales is er nog niet. Het provinciebestuur heeft onderzoek laten doen naar de haalbaarheid van kernenergie in Brabant. Uit dat onderzoek, verricht door TNO en door het nucleaire bedrijf NRG, blijkt dat een eventuele kerncentrale in Brabant op zijn vroegst vanaf 2030 stroom zou kunnen leveren. De centrale zou kunnen bijdragen aan de klimaatdoelen. Gedeputeerde Staten hadden vorig jaar in het bestuursakkoord met VVD, Forum voor Democratie, CDA en Lokaal Brabant al laten weten dat kernenergie „welkom” is: „We kennen geen taboes in de energiemix.”

Veel obstakels

Er zijn nog veel andere obstakels, zo blijkt uit het onderzoek. Het Rijk bepaalt waar eventueel een nieuwe kerncentrale wordt gebouwd en heeft daarvoor drie andere mogelijke locaties buiten Noord-Brabant aangewezen: de Maasvlakte bij Rotterdam, het Zeeuwse Borssele, waar nu ook al een kerncentrale staat, en de Eemshaven in Groningen, al ziet die provincie dat niet zitten. De provincie Brabant zou bij het Rijk moeten pleiten voor óók een mogelijke locatie in Brabant.

Als eerste voordeel van kernenergie ziet de provincie de „stabiliteit” ten aanzien van leveringszekerheid van stroom. „Zon en wind zijn niet altijd beschikbaar”, stelt de provincie. In het onderzoek van TNO en NRG wordt als voordeel verder genoemd dat kernenergie veel minder ruimte in beslag neemt dan windparken en zonneparken. „Het directe ruimtegebruik voor een kerncentrale is in vergelijking tot zonne-energie honderd tot duizend maal kleiner, als uitgegaan wordt van dezelfde hoeveelheid geproduceerde elektriciteit”, aldus het rapport.

De provincie in een toelichting: „Naarmate de energietransitie verder gevorderd is, zal de beschikbaar ruimte voor zonne- en windenergie schaarser worden. Juist voor dat laatste deel van de energietransitie verwachten we dat kerncentrales een uitkomst kunnen bieden om de doelen richting 2050.”

Hoge kosten

De kosten van kernenergie zijn erg hoog. Niet alleen gaat het om grote investeringen, ook is het lastig deze terug te verdienen als de kerncentrale niet volcontinu stroom kan produceren. Dat laatste is het geval als Nederland óók veel stroom betrekt van zonne- en windenergie. Wel zouden de opbrengsten van kernenergie verhoogd kunnen worden, aldus de onderzoekers, als er ook warmte kan worden geleverd, of waterstof wordt geproduceerd.

24 maart 2021

Gemeenten hebben geld uit energiebedrijven opgemaakt

Bron NRC Handelsblad, Paul Luttikhuis
Eneco werd zo’n anderhalf jaar geleden verkocht. De opbrengst van andere grote energiebedrijven is inmiddels door lokale overheden uitgegeven.
Eneco werd zo’n anderhalf jaar geleden verkocht. De opbrengst van andere grote energiebedrijven is inmiddels door lokale overheden uitgegeven.Foto Olaf Kraak/EPA 

Nederlandse gemeenten hebben inkomsten uit de verkoop van hun aandelen in energiebedrijven gebruikt voor extra uitgaven. Het extra geld ging in de tien jaar na de verkoop zowel naar sociale voorzieningen als naar de exploitatie van bouwgrond en verbetering van de infrastructuur.

Uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) blijkt dat de 262 gemeenten die dit soort aandelen hebben verkocht, voor in totaal ongeveer 11 miljard euro, in de jaren na de verkoop hun uitgaven meer hebben verhoogd dan gemeenten die niet over zo’n extra potje beschikten. Het geld is niet gebruikt voor verlaging of minder snelle stijging van gemeentelijke belastingen.

Met de verkoop van de energiebedrijven probeerde de Europese Unie de markt voor elektriciteit en gas te liberaliseren. Landen konden zelf bepalen hoe ver ze wilden gaan bij de invoering van marktwerking in de energievoorziening. Nederland hoorde bij de voorlopers en in de jaren na de millenniumwisseling werden de meeste energienutsbedrijven verkocht. Eneco was recentelijk een van de laatste grote energiemaatschappijen die in private handen is gekomen. Die verkoop leverde 44 gemeenten, waaronder Rotterdam en Den Haag, ongeveer 4 miljard euro op.

Sociale voorzieningen

Het CPB becijferde dat gemeenten tussen ongeveer 2005 en 2019 van iedere euro die ze aan de verkoop hadden verdiend, jaarlijks ongeveer 6 cent uitgaven aan sociale voorzieningen en nog eens 7 cent aan aanleg van woonwijken, investeringen in wegen, openbaar vervoer en aanpak van milieuvervuiling. In de laatste jaren na de verkoop ging het meeste geld naar sociale voorzieningen.

Het CPB ziet geen aanwijzingen dat gemeenten het geld hebben gebruikt als een ‘eenmalige meevaller’ en bijvoorbeeld hebben ingezet voor een nieuw gemeentehuis of andere bijzondere projecten. Ook is amper geld opzij gezet om van rente of rendementen uitgaven structureel te verhogen.